Met verse geitenkaas maak je de mooiste rösti: perfect licht goudbruin, lekker krokant, zacht van smaak en niet te vet. Deze variant wordt gemaakt met rauwe aardappels. Daardoor duurt het wel even voor hij klaar is, maar moeilijk is hij niet.

Bereidingstijd: 60 minuten

Ingrediënten Zwitserse rösti

  • Ingrediënten per persoon:
  • 2 niet te grote aardappels
  • 1 klein uitje
  • 1 afgestreken eetlepel bloem
  • 100 gram verse zachte geitenkaas
  • 1 ei (voor twee personen is 1 ei nog steeds genoeg)
  • Peper
  • Zout
  • Nootmuskaat

Materialen

  • Grote rasp of keukenmachine
  • Mengkom
  • Garde
  • Anti-aanbak-koekenpan
  • Vlamverdeler

Bereiden Zwitserse rösti

Maak het aardappelmengsel
Klop de geitenkaas en het ei met een garde mooi los in de mengkom. Pel het ui en rasp het grof. Doe het in de kom. Schil de aardappels, verwijder de pitten en rasp ze grof. Roer ze direct door het kaasmengsel, want aardappel verkleurt meteen. Roer een afgestreken eetlepel bloem door het mengsel. Voeg peper, zout en nootmuskaat toe, roer nog eenmaal

Bak de rösti aan één kant
Leg de vlamverdeler op het vuur en laat hem helemaal heet worden. Zet de anti-aanbakpan erop. Smelt een beetje vet erin. (Het kán zonder vet in zo’n pan, maar dan gaart het minder goed. En aardappels smaken mét wat vet toch echt lekkerder.) Leg het aardappelmengsel in de pan en druk hem mooi glad. Zet het vuur vrij laag. Laat hem langzaam garen: minimaal vijfentwintig minuten per kant.

Keer de rösti
Vet een groot bord in met een klein beetje olie of boter. Leg het bord op de pan. Houd pan met bord boven een schoon stuk aanrecht. Keer het geheel in één beweging.

Bak de rösti aan de andere kant
Laat de rösti zachtjes vanaf het bord terug in de pan glijden. Zet de pan op het vuur. Er hoeft nu geen vet meer in de pan. De kaas laat genoeg vet los om de rösti in te bakken. Tenminste: zo werkt het met de anti-aanbakpan. Gebruik je een (giet-)ijzeren koekepan, prik dan met de steel van een lepel kleine gaatjes in de omgekeerde rösti. Leg een klein klontje boter op elk gaatje, of giet er een drupje vloeibaar vet in. Laat ook de tweede kant langzaam garen.